Tuesday, January 30, 2007

Wervel-column
as published in NeVLAT Nieuws (newsletter of the dutch society of Alexander Technique teachers)

Wervel
column
(maart 2007)

Amsterdam hangt al een paar maanden vol met affiches van de tentoonstelling Bodies met daarop twee ontvelde lichamen die handje klap doen. Ik heb het idee dat er steeds minder terughoudendheid in acht wordt genomen met het gebruiken en laten zien van dit soort beelden. Jarenlang voorbereidt door series als E.R. en Extreme make over, zijn we nu klaargestoomd voor het echte werk. Laatst zag ik een reportage over een ‘E.R.’ van het Amerikaanse leger in Bagdad. Ik zag hoe verwonde soldaten werden binnengebracht in de operatiekamer, en hoe chirurgen allereerst begonnen met de verwoeste ledematen van de soldaten ‘af te pakken’ en deze doorgaven aan artsen die ze verzamelden in een grote vuilniszak. Ik zag handen van chirurgen polsdiep in de wonden van soldatenlichamen verdwijnen om deze te onderzoeken op achtergebleven granaatscherven.
Van een student op de Alexandertechniek opleiding kreeg ik een DVD met een kopie van een door de zender Tien uitgezonden reeks programma’s getiteld Anatomy for beginners. Elsevier schreef hierover in hun rubriek Infotaiment: “Als Duitsers gaan snijden in lijken, wordt het al snel eng. Het is dan ook wel een beetje griezelen wanneer de omstreden anatoom Gunther von Hagens voor de camera’s sectie uitvoert op menselijke lichamen. Maar er valt voor de leek ook veel van te leren.”
Voor ons specialisten valt er nog veel meer te leren; en dan heb ik het over het proberen te duiden van de verminderde terughoudendheid waarmee we tegenwoordig aan beelden van lichamen worden blootgesteld waarin de natuurlijke fysieke grenzen van het lichaam worden overschreden.
In de filosofie wordt gesproken over ‘het gefragmenteerde lichaam’. Het begrip ‘het gefragmenteerde lichaam’ omvat niet alleen het ontleden van het lichaam in delen, steeds verder opgevoerd en zichtbaar gemaakt sinds de Verlichting, maar omvat ook het vervangen of cosmeticeren van onderdelen van het lichaam en het implanteren van objekten, vloeistoffen en technologie in het lichaam.
Misschien is er op het moment een opleving gaande van de interesse voor hoe ons lichaam eigenlijk in elkaar zit, omdat we verwachten dat er grote technologische ontwikkelingen staan te gebeuren die invloed gaan hebben op ons lichaam en hoe we ons lichaam beleven. Een beetje laat zou je zeggen, en zeker een beetje retro.
Voor ons is het interessant om de idee van psycho-fysieke eenheid eens goed tegen het licht van de wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen van de laatste decenia te houden.
Ik las over een nieuwe medische techniek: virtuele endoscopie. Computers verwerken 3D-data van het lichaam, verkregen door geavanceerde scans van het lichaam, tot een film van een reis door het lichaam die nooit heeft plaatsgevonden. Hier is geen sprake meer van een beeld dat een representatie is van een werkelijk bestaande situatie, van een werkelijk voorgevallen reis door het lichaam. Het levert wel een werkbare relatie tussen computer en lichaam op, waar in dit geval al dan niet medisch ingrijpen op gebaseerd kan worden. De werkelijke fysieke realiteit doet er niet meer zoveel toe, of toch wel? Je kan tegenwoordig zowel heel goed je geld verdienen als timmerman met echte houten planken en balken waar je splinters van in je vingers kunt krijgen, als met virtueel hout waar je een muisarm van kunt krijgen in de virtuele wereld van Second Life.

Wervel
column
(september 2006)

Op radio 1 was een tijdje geleden een trailer te horen ter aankondiging voor hun nieuwsuitzendingen. In deze trailer zat onder andere een fragment van een interview met een vrouw die iets vertelde over haar specialist/arts. Het kwam er op neer dat haar specialist ook niet wist wat hij met een bepaalde kwaal van haar aan moest, maar hij wist wel dat ze er zo snel mogelijk een specialist bij moesten halen; waarop er in het fragment een daverende lach volgde van de vrouw.
Dit fragment doet mij denken aan al die Nederlandse acteurs, soapsterrren en film- en televisiemakers die allemaal beweerden dat ze hun geweldige Theo nog de dag ervoor hadden gesproken of hem net nog hadden ge-sms’t. En vervolgens niet uitgepraat raakten over wat een geweldige vent hij wel niet was. Ja, ja, het zal wel, maar op mij kwam het over alsof ze voornamelijk zichzelf aan het presenteren waren aan een nieuwe broodheer. Hier ben ik èn ik zal nooit een onvertogen woord over je spreken. Een soort open solicitatie.
Voor mij zijn dit niet alleen voorbeelden van benauwende groepscodes, ‘ons kent ons’ en ‘keep it in the family’ maar vooral voorbeelden van over-simplificeren.
Doe mij maar Joost Prinsen die een belangrijke oeuvre prijs uit mocht reiken aan Aart Staartjes en een wel heel kort inleidend praatje had voorbereidt: ‘Nog nooit aan een vriend zoveel geld verdiend’.
Simpel, maar het getuigt wel van een heel scherpe geest.
In het verlengde hiervan heeft het me enorm verbaasd dat je niet of nauwelijks kritische uitlatingen hoort over de ‘Crocodile Hunter’ rond alle aandacht van de media voor zijn leven en handelen na zijn recente overlijden. Wederom allemaal lof. Verder dan een Michael Jackson-achtig incident met een bungelende hopeloze baby uit de kast halen is teveel gevraagd. Het lijkt wel of we met ons allen ons kritische vermogen zijn kwijt geraakt. Vandaar citeer ik hier een bijdrage - na lang googlen gevonden op een forum op internet - van ene Jeanne:
“Het hele land staat op zijn kop,” vertelt Australië-correspondent Wabe Roskam. “Hij was een icoon.”Was er helemaal geen kritiek? vraagt Rob Trip. Toch wel.
De krokodillenjagers vonden dat hun beroep belachelijk werd gemaakt. En er was ook kritiek geweest toen hij een paar jaar terug met zijn baby op de arm krokodillen ging voeren.
En dat is álles?
Heeft er nou nooit eens iemand gezegd dat Irwins manier van met dieren omgaan een aantasting van hun fysieke en psychische integriteit was?
Laat ik dan maar de eerste zijn. (http://fanlogradio1journaal.nl)

Wervel
column
(maart 2006)

Het is al weer een paar jaar geleden dat ik de televisie de deur uit heb gedaan. Slechts af en toe koop ik in het weekend een krant voor de bijgevoegde bijlagen. Afgelopen weekend had ik wel weer eens zin in een weekendbijlage. Meestal staan daar toch wel één of twee artikelen in die ik uitknip en bewaar ter inspiratie voor verdere gedachtevorming.
Van voor tot achter was de krant gevuld met nieuws, meningen en theorieën over onbegrip tussen de verschillende culturen in onze samenleving en in de rest van de wereld.
Wat een enorme overkill!
De canadese wetenschapper in de mediastudies Marshall McLuhan voorspelde in de jaren zestig dat elektronische media zoals televisie de overgang inluiden naar een neoprimitieve, tribale cultuur, waarin fysieke participatie iedere distantie zou verdringen. Het is inderdaad zo geworden dat in onze mediawerkelijkheid iedereen moet participeren in het ‘grote’ nieuws. In een artikel in De Witte Raaf van januari-februari 2003 omschreef Sven Lütticken dit als een cultuur van totale participatie en totale mobilisatie.
Spreek je op straat iemand goedbedoeld aan dan is de kans, naar mijn ervaring, één op twee dat je een snauw krijgt. Kritische distantie naar de eigen reaktie in communicatie van mens tot mens lijkt in een wereld waarin iedereen is gemobiliseerd voor het ‘grote’ nieuws niet meer gewenst. Alsof je je mening over jezelf en over anderen vormt aan de hand van de gevoerde debatten en het verstrekte nieuws in de media. Op straat, in het dagelijks leven is er bijna geen ruimte meer om terug te kijken naar jezelf of naar de ander. En dat terwijl het woord respekt, dat te pas en te onpas uit de kast wordt gehaald, letterlijk betekend ‘terug-kijken’ (latijn: respectus of respicere; re- "terug" + specere- "kijken naar").
Door het les geven in mijn praktijk kom ik er steeds meer achter dat het mij om dit terug-kijken te doen is. Het is in onderlinge communicatie, in de ontmoeting, in het openen dat ik me ontwikkel in mijn leven. Openen door in de ontmoeting distantie te kunnen opbrengen.


Wervel
column
(september 2005)

Wat een wervelstorm. Ik heb gisteren de tentoonstelling ‘Anschool’ bezocht van beeldend kunstenaar Thomas Hirschhorn in het Bonnefantenmuseum in Maastricht.Wat een een enorme hoeveelheid werk, wat een enorme dynamiek. Een hele vleugel van het museum was getransformeerd tot een school, het overgrote deel van het interieur in elkaar geknutseld met bruine verpakkingstape, ondertussen verworden tot Hirschhorns’ handelsmerk. In alle lokalen was het werk van Hirschhorn het lesmateriaal. Veel teksten. Een van de teksten, welhaast het motto van de tentoonstelling, was ontleend aan een citaat van Andy Warhol: ‘Don’t cry - work!!’
Afgelopen zomer hoorde ik ook een vergelijkbare uitspraak van ontwerper Piet Hein Eek in een radio interview (Kunststof, 27-07-2005): ‘Ik ben altijd bezig. Ik ben niet bezig met mezelf, ik ben bezig’.
Mijn leerlingen liggen trouwens op een Piet Hein Eek tafel. Net als het tape van Hirschhorn, simpel, sterk,, praktisch, no-nonsense. Hoewel ik persoonlijk misschien liever een tafel had zonder metalen beugels die het blad aan de poten bevestigen.
Beide kunstenaars hebben zich ondertussen een stevige positie verworven. Beide werken met een flinke groep assistenten. Hun enorme werklust, de hoeveelheid beelden die zij creëeren vermoedt op een of andere manier een zelf-reflektie. Ook als toeschouwer ervaar ik dat ik er niet onderuit kom in deze reflektie te participeren. Deze wervelstorm heeft zeker een kern, een solide kolom. Er wordt al voort razende een hoop bevraagt.
Maar er wordt naar mijn idee niet gestopt. Wat is er mis met met jezelf bezig zijn? Naar mijn idee wordt je werk er alleen maar beter van.

No comments: