Wednesday, January 31, 2007

articles

Citeren, Niko’s Nature
(door Stephan van Dijk)

De opzet van dit artikel was in eerste instantie om me te verdiepen in de vraag of we er als Alexandertechniek leraren wel verstandig aan doen om ondersteunende uitspraken van beroemde mensen over de Alexandertechniek in ons publiciteitsmateriaal te plaatsen.
Van Alexander zelf is het volgende citaat: ‘(...) to do away with the myth that because a man has been appointed to an important position his judgement is better than that of other man’ (uit: Body Awareness in Action/Freedom to Change, Trial in Johannesburg, Frank Pierce Jones).
Los van de vraag of iemand op ‘goede’ gronden een belangrijke positie heeft toebedeeld gekregen en welke ‘reikwijdte’ deze positie heeft, blijft het natuurlijk zo dat je door te citeren (zonder verdere achtergrond informatie te geven omtrent de geciteerde en het citaat) wel eens kan bijdragen aan het voortduren van deze mythe. Op de korte termijn zou je resultaat kunnen oogsten, hoewel dat ook maar de vraag is, maar op de langere termijn wegen de nadelen misschien niet op tegen de voordelen.
Hoe meer ik vorderde met de voorbereidingen voor dit artikel, hoe meer ik mijn oorspronkelijke opzet los liet en hoe meer het artikel een andere richting opging.
De directe aanleiding tot dit artikel is een, al weer meer dan een jaar geleden, verschenen biografie over Niko Tinbergen (Niko’s Nature, Hans Kruuk, Oxford University Press).

In dit boek is een apart hoofdstuk gewijd aan de periode waarin Tinbergen samen met Konrad Lorenz en Karl von Frisch de Nobelprijs voor fysiologie en geneeskunde toegekend kreeg. Naast de opwinding in de twee maanden voorafgaand aan de uitreiking op 12 december 1973 en de feestelijkheden zelf gaat dit ene hoofdstuk voornamelijk over de inhoud van Tinbergens ontvangstrede. De titel van zijn ontvangstrede is ‘Ethology and Stress Diseases’ (Ethologie is de bestudering van diergedrag). In deze rede spreekt Tinbergen echter niet over zijn baanbrekend onderzoek van diergedrag. Het eerste gedeelte van de rede gaat over autisme onder kinderen, het tweede gedeelte gaat volledig over de Alexandertechniek en zijn persoonlijke ervaringen ermee. Uit deze rede komt het veelgebruikte citaat ‘Although no one would claim that the Alexander treatment is a cure-all in every case, there can be no doubt that it often does have profound and beneficial effect and, I repeat once more, both in the ‘mental’ and ‘somatic’ spheres’.
Ik werd op dit boek attent gemaakt door een privé-leerling die deze paragraaf over de Alexandertechniek in de boekhandel gelezen had. De auteur van de biografie doet Tinbergens ‘korte affaire’ met de Alexandertechniek af als een misstap. Een misstap die Tinbergen later zelf (volgens de auteur) niet eens de moeite waard vond om te vermelden in zijn autobiografische schets. Deze leerling vertelde me dat hij door dit te lezen weer geconfronteerd werd met zijn eigen aanvankelijke scepsis ten opzichte van de techniek gedurende zijn eerste lessen. Het deed hem echter ook realiseren dat zijn gaandeweg opgebouwde ervaring met wat de techniek voor hem is gaan betekenen blijkbaar opgewassen is tegen zo’n mentale en verbale verwerping.
Zelf moest ik ook even slikken toen ik het las. Maar na het lezen van de gehele biografie en naarmate ik me verdiepte in Tinbergen zelf, zijn ideeën, zijn redes en de reacties op zijn werk en zijn redes, wordt het toch snel duidelijk dat de auteur voor een erg eenzijdige benadering kiest.
De biografie is leuk, levendig en interessant om te lezen. Het geeft je een mooi beeld van Tinbergens leven en een goed inzicht in het ontstaan en de ontwikkeling van de ethologie als wetenschappelijke discipline. Al lezende wordt het ook steeds duidelijker wat een enorme openbaring de Alexandertechniek voor Tinbergen moet zijn geweest.
Om weer terug te komen op het citaat van Alexander waar ik dit artikel mee begonnen ben; ik begon me af te vragen of er achtergronden zijn die Tinbergens veel geciteerde uitspraak over de Alexandertechniek meer waarde geven dan een citaat van ‘than that of other man’.
Ik heb ervoor gekozen om een aantal aanwijzingen op te sommen waarom je Tinbergens Nobelprijsrede naar mijn idee niet kunt afdoen als een misstap (dat zegt op zich natuurlijk nog niets over de eventuele meerwaarde van het door ons regelmatig gebruikte citaat).
- Tinbergen was dan wel een bescheiden en innemende persoonlijkheid, maar naïef was hij zeker niet. Hij wist heel goed wat hij wel en wat hij niet moest zeggen om dingen voor elkaar te krijgen (o.a. promoties en aanstellingen).
- In de jaren voor zijn Nobelprijsrede heeft hij twee andere prestigieuze redes gehouden waarop hij ook veel kritiek heeft ontvangen. Toch koos hij ervoor om deze in de wetenschappelijke wereld als geldende controversiële onderwerpen te behandelen voor nota bene zijn Nobelprijs rede. Hij heeft in mijn ogen een bewuste keuze gemaakt omdat hij het belangrijk vond om dit op dit podium te zeggen.
- Zijn persoonlijke ervaringen met de Alexandertechniek waren jong ten tijde van de Nobelprijs rede, maar ik heb geen gegevens kunnen vinden dat hij de Alexandertechniek snel de rug heeft toegekeerd. In ieder geval heeft hij nog in november 1976 de ‘Alexander Memorial Lecture’ gegeven (‘Use and Misuse in Evolutionary Perspective’).
In deze lezing zegt hij dat hij, op dat moment slechts drie jaar een Alexandertechniek pupil is. Niko en zijn vrouw Lies hebben beide lessen gehad van Dick and Elizabeth Walker. Zij zijn op het idee gebracht door de positieve ervaringen met de Alexandertechniek van hun dochter, een professionele cello speelster.
- In de laatste decennia van zijn leven zie je een steeds grotere behoefte bij Tinbergen om iets voor de mensheid te betekenen. In de Alexandertechniek heeft hij volgens mij de mogelijkheid gezien en ervaren om zij eigen kennis en inzichten gespiegeld te zien in een methode die gericht is op menselijk welzijn en ontwikkeling.
Wat herkende hij dan mogelijk in de Alexandertechniek?

Tinbergen was een slordige wetenschapper, zijn onderzoeken zitten vol met onzorgvuldige en foutieve data verwerking. Maar zijn manier, zijn methode van onderzoeken stond en staat 40 jaar later nog steeds hoog aangeschreven. Was het niet juist Tinbergens aanvankelijke afkeer van data en zijn terughoudendheid om te kiezen voor een academische carrière die de voorwaarden hebben geschapen voor het kunnen ontwikkelen van zijn nieuwe aanpak voor de studie van diergedrag. Meerdere malen wordt in het boek uitgesproken ‘ had Niko maar meer contact gehad met zijn broer Jan (ook Nobelprijswinnaar, maar dan voor Economie, en klaarblijkelijk een veel preciezer wetenschapper), hoe ver was hij dan wel niet gekomen?’.
Maar was het niet dankzij zijn aanvankelijke afkeer van een wetenschappelijke aanpak en niet ondanks, dat hij zo’n grote bijdrage heeft geleverd aan het ontwikkelen van de ethologie?
Tinbergen was vernieuwend omdat hij het dier onderzocht in zijn natuurlijke habitat, en omdat dat hij daarbij niet het dier als geheel uit oog verloor.
Enkele kenmerken van zijn manier van werken, het boek staat er vol mee, die wij zeker herkennen in ons werk:
‘never explicit hypothism’
‘but first one should observe, first watch, than wonder’
‘observation and direct experimentation’
‘simplicity of experimentation’
‘so long as one does not, during analyses, loose sight of the animal as a whole, then beauty increases with increasing awareness of detail’
‘when encaged in such work, it is always worth observing oneself as well as the animal, and to do it as critically and as detachedly as possible’
‘the principle of Niko’s experiments was to make systematic, but relative small changes in an animals natural environment and then watch it’s reaction’
‘human behaviour is inside nature’
‘Adaptedness is a certain relationship between the environment and what the organism must do to meet it, and man is faced with a loss of that adaptedness, and so has to adjust individually’.

In hoeverre is het niet juist vanzelfsprekend dat uit deze niet interfererende methode op een gegeven moment ook de mens bij zijn onderzoeksterrein betrokken wordt?

“He (Tinbergen) acknowledged that his bird photography, as well as his later field experiments with free-living animals, was surrogate hunting’.
Zelf kan ik me daar in herkennen in mijn eigen werk, alsof ik jaag op momenten waarin het bewegen (het functioneren) zich als vanzelf voltrekt. Inhibitie, richting geven en intentie zijn mijn instrumenten, dezelfde instrumenten die een primitieve jager gebruikt.

Naar mijn idee heeft Tinbergens citaat, juist omdat het van hem afkomstig is een enorme meerwaarde. Juist omdat er zoveel paralellen zijn tussen zijn onderzoeksmethode, zijn gedachten en ons werk.
Maar het gewone publiek heeft hier natuurlijk geen weet van. Dus voor hen blijft Tinbergen gewoon een ‘other man’.
In de wetenschappelijke wereld is het standaard dat als iemand iets ‘controversieels’ beweert dat buiten zijn eigen directe (nauw omschreven en gespecialiseerde) vakgebied ligt dit als een doodzonde wordt gezien. Of we ons daar nou iets van aan moeten trekken?
Tinbergen is door de wetenschappelijke wereld op deze ‘doodzonde’ keihard afgerekend. Ik zie dat als een totale ontkenning van de persoon achter zijn werk. Maar goed, daar zijn wetenschappers erg goed in, dingen bekijken los van hun natuurlijke omgeving, geïsoleerd ten opzichte van een natuurlijke samenhang.
Ik vind het vooral treurig dat Tinbergen, door het feit dat de wetenschappelijke wereld hem massaal heeft verweten buiten zijn expertise te spreken, waarschijnlijk een kans is ontnomen om op het juiste moment in zijn leven een nieuwe uitdaging aan te gaan.

No comments: